Het wonder van het sabbatsjaar    

Arno Lamm & Emile-Andre Vanbeckevoort

We bevinden ons in heel bijzondere maar soms ook verwarrende tijden en het Midden Oosten heeft ook deze zomer de aandacht van de wereld volop opgeëist. Israel wordt omringd door 22 islamitische landen die in totaal 640 keer zo groot als Israel zijn en waarin 60 keer zoveel mensen wonen. De druk en dreiging vanuit deze landen – die zelf steeds meer in chaos verkeren – neemt steeds verder toe en het Westen presteert het om Israel voortdurend met sancties te dreigen. En te midden van die druk gebeurt er iets heel bijzonders: In Israel begint deze maand het sabbatsjaar ( “sjmitta jaar”).

God gebood het volk om na elke periode van 6 jaren het land in het 7e jaar niet te bewerken (Lev.25). Het land was dan een jaar als het ware zonder eigenaar en iedereen mocht er van eten. Dat gebod had God ingesteld zodat zij konden laten zien dat zij in gehoorzaamheid en afhankelijkheid op Zijn Zegen zouden kunnen wachten, zonder daar zelf invloed op uit te oefenen. God verbond er ook daadwerkelijk een belofte aan: bij het naleven van dit gebod zou God hen het jaar voorafgaand aan die sjmitta 3 keer zoveel opbrengst geven en er zou rust en vrede in het land zijn. Maar God waarschuwde ook dat het niet houden van dit afhankelijksgebod rampspoed zou brengen en bij voortdurende ongehoorzaamheid zou de straf 7 keer zo groot zijn. Voor wat dit betreft had het volk zegen en tegenspoed in eigen hand.[1]

Dit sjmitta gebod heeft Israel lange tijd niet gehouden. In de historie waren er tijden dat ze dachten dat welvaart geheel maakbaar was en dat ze eigenhandig hun welvaartstaat konden bouwen. Maar nu klinkt de roep om de instelling van het sjmitta-jaar ook in Israel steeds luider en boeren discussiëren daar met elkaar over de consequenties van die economische afhankelijkheid. De overheid is begonnen dit initiatief te ondersteunen door de boeren, die door het braak liggen van hun landbouwgronden financieel in de problemen komen, enigszins tegemoet te komen. Let wel dat de overheid de allerergste gevolgen probeert weg te nemen, maar een boer die besluit mee te doen aan deze bijbelse instelling moet er van overtuigd zijn dat God uiteindelijk Zijn Zegen aan het houden van dit gebod verbindt, althans aan de hartgesteldheid die aan de basis van dit houden zou moeten liggen. Die overtuiging is hard nodig, omdat de boeren in Israel zich niet in de positie bevinden dat zij zondermeer een jaar zonder oogstopbrengst kunnen. De financiële situatie van de boeren is op dit moment helemaal niet rooskleurig. Bovendien staat de Israëlische overheid budgettair onder druk en moet ze meer dan 30% van haar inkomsten uitgeven aan defensie. Toch belooft God Zelf dat de direct daaraan verbonden zegen voor het houden ook betekent dat “vijf van jullie zullen volstaan om honderd vijanden te verjagen en met honderd van jullie verjaag je er tienduizend”. Wat zou dat betekenen voor de defensie uitgaven?

Het sabbatsjaar begint op het Joodse Nieuwjaar, dat in 2014 begint op 25 September, dezelfde dag als het Bazuinenfeest (Tisjri 1)[2].

 

De les achter het sabbatsjaar

De diepe les achter dit sjmitta-gebod is dat de natuur op zichzelf een illusie is. Het is geen automatisme van seizoenen die zorgen voor een goede oogst, het is de God van de natuur die de natuur regelt en die in staat is de opbrengst van het land in een ander jaar te vermeerderen als mensen in gehoorzaamheid het land gedurende een sabbatsjaar onbewerkt laten. Ten diepste is het de uiting van een erkenning dat de “natuur” niet de schepper is, maar dat de natuur een Meester heeft die aanstuurt.

Net als de opbrengst van ons werk niet minder zal zijn als we een dag in de week rusten, zo zal uiteindelijk de totale opbrengst van het land niet minder zijn als het sabbatsjaar in acht wordt genomen. Daarom is het houden van de wekelijkse rustdag ook ten diepste een erkenning van afhankelijkheid aan de Schepper. God schiep daarom niet alleen de wereld volgens het 6+1 patroon, maar stelde ook de week en de sabbatsjaren op dezelfde manier in. Zodat een voortdurende en meervoudige inscherping gebeurde, precies zoals Hij ook met Zijn feesten voor ogen heeft.

Het in gehoorzaamheid aan de Bijbel instellen van het sabbatsjaar is een mooi initiatief, maar het is ook vooral ver van ons bed. Maar wat zou er gebeuren als we dit in Nederland gingen toepassen? Laten we ons eens indenken dat de overheid in Nederland of België het sabbatsjaar voor de landbouw zou instellen als een principe? Wat zouden christenen daarvan vinden? Zouden we ons direct zorgen maken over de stijgende voedselprijzen of over de werkgelegenheid? Waarschijnlijk zouden hele avonden op TV gevuld worden met stevige paneldiscussies en zouden analisten becijferen hoeveel miljarden de economie zou mislopen. Waarschijnlijk zouden ook veel christenen niet veel nut zien in het instellen van zo’n jaar. Dat is voor vroeger, zou wel eens de gedachte kunnen zijn. God zal ons toch wel zegenen, Hij zit er echt niet op te wachten dat wij het land een jaar niet zullen bebouwen. Hij heeft ons dat land immers als zegen gegeven, zodat we er van mogen genieten! We moeten niet denken dat we Gods zegen kunnen beïnvloeden door ons aan regels te houden. Dat zouden zo maar eens uitspraken kunnen zijn van christenen, terwijl we aan de andere kant wel kunnen begrijpen waarom God vroeger dit gebod instelde. Maar het voelt gewoon niet ‘comfortabel’ om de opbrengst van het land niet te maximeren.

Zouden we bereid zijn om in een sabbatsjaar extra inkomstenbelasting te betalen om onze boeren te ondersteunen? We zouden waarschijnlijk twijfelen bij het invullen van het hokje op dat enquêteformulier. De prijs lijkt vooral hoog. Of misschien zouden we er geen probleem mee hebben als God de garantie zou afgeven dat we er uiteindelijk financieel beter van zouden worden, want dan heet het gewoon een investering met gegarandeerd rendement. Een mooie “winstverdubbelaar”. Als we deze zaak alleen maar zien als een wettelijk voorschrift waaraan Hij in vroegere tijden beloofde Zijn zegen te verbinden, dan zijn we waarschijnlijk geneigd om die regel nu “heel anders en geestelijk” te interpreteren of hem misschien wel als “irrelevant en verouderd” te bestempelen. Maar dan zouden we nooit weten of God misschien die zegen ook wel geeft aan een land buiten Israel dat in geloof in Hem dezelfde stap zet. Want als Hij dat dan toch zou doen, zou dat getuigenis dan niet een grote hulp zijn bij de verkondiging van het evangelie van het Koninkrijk en het maken van de naties tot Zijn discipelen?

Er is overigens ook een rationele reden om het land een jaar rust te geven, omdat de kwaliteit van de grond er door toeneemt. Maar de menselijke ratio verliest het vaak van het verlangen om op korte termijn een zekere opbrengst te realiseren, we strooien liever kunstmest om op korte termijn nog iets meer uit de grond te halen. Dat we steeds meer bestrijdingsmiddelen tegen allerhande ziekten en insecten gebruiken is dan geen punt. En zo is het ook vaak in het leven van niet-boeren: we gebruiken liever een menselijke kunstgreep dan op Hem te vertrouwen. Loslaten is immers niet onze sterkste kant en op onze eigen inspanningen kunnen we rekenen, is de stille gedachte.

Misschien is dit voor ons een interessante overdenking voor de maand van Eloel die ten einde loopt, de maand van “terugkeer” en een maand waarin het geen kwaad kan om naar analogie met Israël onze eigen wegen te overdenken. Want heel binnenkort (op 25 September) staat het eerste van de Najaarsfeesten voor de deur. In die serieuze tijd in de aanloop naar de Grote Verzoendag mogen we ook ruimte maken om over onze motieven na te denken. Want wat houdt “geloven” in. Zijn wij als gelovigen vooral “weters” of willen wij Gods Woord overal, ook in ons beroepsleven en in het maatschappelijk leven, leren doen, in het besef dat Hij Zijn zegen verleent aan wie Zijn Woord in geloof en met de juiste hartsgesteldheid volgen, ook als we geen agrariër zijn? Zou dàt geloof niet uiteindelijk velen voor het evangelie kunnen bereiken?

 

De mate van geloof 

Een Joodse overlevering willen we u niet onthouden: de kern van het wonder van het sabbatsjaar was steeds gerelateerd aan het vertrouwen in God (“bitachon”). Als het vertrouwen in God groot was, dan was de oogst in het jaar dat aan het sabbatsjaar vooraf ging niet groter dan in andere jaren, maar de voedingswaarde van de opbrengst was zo hoog dat het voor 3 jaar voldoende was. Maar als het vertrouwen in God in sommige tijden beperkt was, dan was de fysieke opbrengst van het land 3 keer zo hoog in het jaar dat aan het sabbatsjaar vooraf ging. Bij groot vertrouwen was er eigenlijk sprake van een verborgen wonder, terwijl in het andere geval er sprake was van een zichtbaar wonder. De vraag werd natuurlijk gesteld waarom God bij een gebrek aan vertrouwen in Hem het volk een zichtbaar wonder gaf, terwijl het bij een groot vertrouwen in Hem juist een onzichtbaar wonder was. De les is dat in Gods Plan een open wonder altijd het één na beste is. De mens is geschapen met een keuze vrijheid. Zichtbare wonderen zijn zo overduidelijk dat ze in feite de keuzevrijheid van de mens beperken. Hij kan niet anders dan geloven omdat hij het wonder ziet. Hoe dan ook, God reageert zelfs op een lager vertrouwen in Hem en voorziet de mensen van een zichtbaar wonder dat er voor zorgt dat zij zich voor wat betreft voedselvoorraad veilig voelen. Maar God zoekt mensen die in Hem vertrouwen ook als ze het wonder niet direct zien.

 

Een sjmitta wonder: bekroonde wijn in Israel

Een bijzonder verhaal willen we graag delen: een gelovige wijnbouwer (Ariel ben Sheitreet) had een wijngaard van 4000 jonge druivenplanten in Sichem. Rond 2007, net voor het vorige sabbatsjaar begon, informeerde hij de wijnexperts dat hij zijn druivenstokken een heel sabbatsjaar niet zou aanraken. De wijnexperts waarschuwden hem; het zou de doodsteek worden voor zijn jonge wijngaard. De wijnranken moesten gesnoeid worden en de jonge wijngaard moest juist extra goed verzorgd worden. Als hij dat niet zou doen, zouden de ranken afsterven. De wijnboer informeerde de experts dat hij de Eeuwige geloofde, die beloofde dat de druiven veilig zouden zijn en hij verwachte volgens de belofte een 3x zo hoge productie (Lev 25:21). De experts lachten er wat om, ‘omdat dit eenvoudig weg niet mogelijk was’. Maar toen kwam de oogst: de wijngaard produceerde jaarlijks 4 ton aan druiven, maar in het jaar voorafgaand aan het sabbatsjaar produceerde de wijngaard 14,5 ton. Hoewel de wijnexperts onder de indruk waren van de opbrengst geboden ze de wijnboer de druiven niet voor de wijn te gebruiken omdat de kwaliteit door de hoge productie veel te slecht zou zijn. De wijnbouwer weigerde dit advies op te volgen en in plaats van ze weg te gooien, besloot hij er zelf wijn van te maken.

Wat was het resultaat?

De wijn van deze relatief jonge wijngaard won de Gouden Medaille in Israëls wijncompetitie. Gedurende het daaropvolgende sabbatsjaar rustte de wijnboer. Hij studeerde in de Bijbel en bewerkte zijn wijngaard niet, behalve de benodigde bewatering. In 2010 won hij opnieuw de Gouden Medaille en twee zilveren medailles.

De les is niet dat de wijnboer het sabbatsjaar hield en daardoor de hoofdprijs voor zijn wijn kreeg of dat hij vooraf rekening had gehouden met deze gouden medaille.

 

De wijnboer had allereerst op de Eeuwige gerekend die voor Hem zou zorgen als hij in onzekere tijden een beslissing nam waarmee hij het vertrouwen in Hem stelde boven zijn eigen denken.

Willen wij de sjmitta als ‘een nieuwe wet’ in Nederland invoeren? Zeker niet, want het is een zaak van hartsgesteldheid. Maar wat zouden wij gedaan hebben met het advies van die echte wijnexperts?

En zouden we het getuigenis van Ariël hebben ‘weggeredeneerd?  Toch moeten wij ons altijd de vraag stellen: waarvoor hebben wij eigenlijk geloof?

Het verhaal van Ariel kunt u ook lezen via deze link.

 

[1] Leviticus 26
[2] Op de Hebreeuwse kalender beginnen de feesten in de maand Nisan (maart/april), terwijl het burgerlijke Nieuwjaar en o.a. ook het sabbatsjaar begint in de maand Tisjri (sept./okt.)